Voor gezonde overheidsfinanciën moet de economie ziek zijn
Het fiscale conservatisme van Duitsland en Nederland beperkt duidelijk het groeipotentieel van beide landen. De 45% van de economen en denktanks die actief zijn in het aiece research network vindt het huidige monetaire beleid in de eurozone te restrictief, terwijl slechts 25% het juist vindt. De respondenten wezen met name op de regeringen van Duitsland en Nederland als degenen die hun economieën slechts onvoldoende ondersteunen. Het begrotingstekort van deze twee landen zal dit jaar 1,6% van het BBP bedragen voor de eerste en 2% van het BBP voor de tweede. Ter vergelijking: het cijfer voor Italië zal naar verwachting 4,4% en voor Frankrijk 5,3% bedragen. Tegelijkertijd kampen veel landen met een veel hogere inflatie dan bijvoorbeeld die tussen de Rijn en de Oder. Het is als tussen een aambeeld en een hamer: of je geeft minder geld uit aan het stimuleren van bedrijven, wat leidt tot een vertraging van de economie en uiteindelijk tot een recessie in het land (Duitsland, Nederland), of je verhoogt de overheidsschuld en het begrotingstekort door buitensporige uitgaven, waardoor geld in de economie wordt gepompt, wat inflatie met zich meebrengt (Italië, Frankrijk).
In 2023 betaalde het zich uit om een expansief begrotingsbeleid te voeren dat een recessie vermijdde. In termen van BBP hebben hogere overheidsuitgaven in Italië en Frankrijk de dalende vraag vervangen, wat heeft geleid tot positieve groeicijfers. Landen die hun begrotingsbeleid afkoelden, bereikten lagere groeicijfers en betaalden dit in sommige gevallen met een recessie (zie Nederland, waar het BBP volgens de laatste cijfers met 0,3% op jaarbasis daalde). Denemarken onderscheidt zich van dit patroon, omdat het ondanks zijn restrictieve begrotingsbeleid een groei van bijna 2% heeft bereikt. Het is echter vermeldenswaard dat de economische groei werd gestimuleerd door het enorme succes van Novo Nordisk, de fabrikant van geneesmiddelen voor gewichtsverlies. Zonder de farmaceutische industrie zou het BBP waarschijnlijk slechts licht zijn gegroeid.
Tegelijkertijd moet worden opgemerkt dat de hogere inflatie in landen met een expansiever begrotingsbeleid te wijten is aan het feit dat de overheidsuitgaven hebben moeten reageren op kostenschokken. Landen die bijvoorbeeld vatbaarder zijn voor aanbodschokken als gevolg van een hoger aandeel voedsel en energie in de mand met goederen, hebben uitgebreidere en duurzamere afschermingsmaatregelen genomen voor gewone consumenten. De omkering van deze maatregelen is echter traag, wat ook het desinflatieproces vertraagt.
Een nieuwe bedreiging voor de inflatie is de escalatie van de loonvraag in de grote economieën van de EU. Uit cijfers van de Europese Centrale Bank (ECB) blijkt dat de stijging van de collectief overeengekomen lonen in het vierde kwartaal stabiel was op iets minder dan 3%. Tegelijkertijd worden deze cijfers met een aanzienlijke vertraging gepubliceerd en tonen ze een nogal achterhaald beeld dat de lopende onderhandelingen tussen werkgevers en werknemers negeert. Een heel ander beeld komt naar voren uit de internetzoekgegevens, waar vragen over loonsverhogingen historische hoogtepunten bereiken in bijna alle grote EU-economieën. Zo zoeken Nederlandse internetgebruikers nu twee keer zoveel naar termen met betrekking tot loonsverhogingen dan in 2016-2019, dus vóór de pandemie. In een dergelijke omgeving is een snelle desinflatie zeer onwaarschijnlijk.
Quelle: Google Trends
Gehaltserhöhung = Salarisverhoging, Lohnerhöhung = Loonsverhoging, Loonsverhoging = Loonsverhoging, Salarisverhoging = Salarisverhoging, Augmenter = Verhogen, Aumento = Verhogen
Samenvattend is de impact van het begrotingsbeleid in 2023 vrij intuïtief en leerzaam gebleken, hoewel het de moeite waard is op te merken dat de gevolgen van sommige fiscale instrumenten ook over een langere periode dan slechts een paar kwartalen zullen verschijnen (bijvoorbeeld investeringen, onderwijsuitgaven, enz.). Landen die een expansief begrotingsbeleid volgden, moesten een hogere inflatie accepteren, maar slaagden erin een recessie te vermijden, terwijl regeringen die zich richtten op steun van de centrale bank een recessie/zwakkere groei moesten accepteren, maar aan het einde van het jaar lagere inflatiecijfers bereikten.